Identificatie en beschrijving | |
---|---|
Titel | Tuin van het White Chateau |
Provincie | West-Vlaanderen |
Gemeente | Ieper |
Deelgemeente | Ieper |
Betrokken personen | Van Wassenhove, André |
Functie van de auteur | Ontwerper |
Betrokken personen | Dujardin, Denis |
Functie van de auteur | Ontwerper |
Bron | Schepping: 2012-11-19 Bijwerken: 2017-05-30 URI: https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/134017 |
Locatie | Meenseweg 261 (Ieper)Meenseweg |
Coördinaten | Breedte: 2.91186492557 Lengte: 50.8499770625 |
label.localisation | [50.850007159,2.91252797795], [50.8497039988,2.91261903373], [50.8497272708,2.91235628227], [50.8497519745,2.91207854463], [50.8497853646,2.91170100291], [50.8493205451,2.91169089201], [50.8493787326,2.91116794271], [50.8500792976,2.91132965912], [50.8503143694,2.91124608782], [50.8503511247,2.91151458155], [50.8503879601,2.91179030262], [50.8504245669,2.91206503696], [50.8504868078,2.91253252487], [50.850488788,2.91254936536], [50.8502195007,2.91263558074], [50.8501965437,2.91247311199], [50.850007159,2.91252797795] |
Recente tuin van 76 are, ontworpen door André Van Wassenhove rondom een in de jaren 1920 gebouwde villa, dat na WOI op de plaats van het voormalig White Chateau werd opgetrokken.
Het sinds WO I onder de naam White Chateau gekende landhuis bevond zich op een rechthoekig perceel tussen de uit 1756 daterende Meenseweg en de Oude Kortrijkstraat. Het landgoed van ca. vier hectare werd opgericht als zomerverblijf in opdracht van de uit Noord-Frankrijk afkomstige familie Malou. Het goed wordt een eerste maal afgebeeld op de Primitieve kadasterkaart van 1835. Het centraal gelegen kasteel wordt langs de westelijke perceelsgrens geflankeerd door een bijgebouw op dezelfde hoogte. Ten westen van het kasteel liggen achter elkaar een perceel moestuin, weiland en akkerland.
Een lithografie van de Belgische kunstenaar J.B. Madou (1796-1877) uit 1839 gunt de toeschouwer een idyllische blik op het classicistisch landhuis met zijn gevelhoge centrale portiek geflankeerd door Ionische zuilen. Het kasteel bestaat uit een souterrain en twee bouwlagen onder een plat dak dat door een uitgewerkte balustrade aan het zicht onttrokken wordt. De gevels worden horizontaal geritmeerd door omlopende waterlijsten en een geprofileerde architraaf en kroonlijst. Het omgevende park toont een aanleg in landschappelijke stijl waarbij de woning, omgeven door een gazon waarin een aantal Italiaanse populieren en naaldbomen als blikvanger fungeren, door een groene gordel van de omgeving afgeschermd wordt.
De stafkaart van 1871 bevestigt de toestand van het Primitief Kadaster, maar toont bovendien dat alle percelen omhaagd zijn. Het perceel akkerland wordt hier aangeduid als boomgaard. In de kadastrale legger van 1877 wordt het goed als kasteel met lustgebouwen en lusttuin beschreven. De bijhorende schetst toont dat het park gevoelig uitgebreid wordt door de inlijving van de percelen moestuin, weiland en boomgaard bij het bestaande park. Op dat moment wordt de aanhorigheid (remise en serre) verplaatst naar de nieuwe parkgrens ten westen. In de zuidoosthoek van het perceel verschijnt een rond of veelhoekig tuinpaviljoen en ten oosten een druivenserre. Deze verfraaiingen worden in opdracht van eigenaars Floris Josef Delebecque en zijn echtgenote Octavie Malou uitgevoerd.
In 1882 verkoopt Alix Delbecque, het landgoed aan de Ieperse rechter Emilius Dusillion en zijn echtgenote Adèle Biebuyck. Het goed blijft in eigendom van de familie Biebuyck tot 1987. De stafkaart van 1884 toont een parkaanleg die bestaat uit centrale grasvelden met een concentrische padenstructuur en daar rond een aaneengesloten bomengordel. De toegangswegen geven uit ten zuidoosten en zuidwesten van de Meenseweg. Op een vierkant perceel ten oosten van het kasteelpark wordt een omhaagde moestuin aangelegd. De toevoegingen door de nieuwe eigenaars worden kadastraal geregistreerd. Zo toont de mutatieschets uit 1885 een uitbreiding van de druivenserre ten oosten van het kasteel en wordt het ronde of polygonale tuinpaviljoen afgebroken. Volgens de mutatieschets van het daaropvolgende jaar worden de druivenserres met een derde in westelijke richting uitgebreid. In 1894 wordt tenslotte nog een grote broeikas op het perceel ten noorden van de moestuin gebouwd.
Een klaarder beeld van de inrichting en het gebruik van het park en de aanwezige tuinen krijgen we door een drietal verslagen van plaatsbezoeken uit de periode 1896-1909 door leden van de Hofbouwmaatschappij van het Arrondissement Yper. In deze verslagen wordt het gebruik van eenjarigen in perken en mozaïken beschreven. In de verwarmde kas worden een aantal kwetsbare planten zoals varens, fuchsia’s en orchideeën gekweekt. De hoofdweg is afgezoomd met een beplanting van afwisselend sinaasappelboompjes in pot en phormiums langs de ene zijde en hortensia’s langs de andere zijde. Op foto’s van het vooroorlogs park uit het begin van de twintigste eeuw is te zien hoe langs de paden eveneens bakken met palmen zijn gezet. In de beschrijving wordt tevens melding gemaakt van groenten-, bloemen en fruittuinen waarin ondermeer perziken als leifruit zijn aangeplant. Tijdens deze periode is Lodewijk Daeninck in dienst als hovenier.
Volgens de stafkaart van 1911 wordt op de de voormalige percelen land en boomgaard uit 1861 opnieuw een langwerpige strook als boomgaard aangelegd, maar binnen de bestaande parkaanleg. Tijdens de eerste wereldoorlog worden zowel het park als het kasteel verwoest. Op naoorlogse foto’s zijn slechts een aantal stammen in een verder desolaat landschap overgebleven. Mogelijk valt één daarvan als de nog aanwezige tweestammige gewone plataan te identificeren.
Een tweede leven na WO I
Het huidige landhuis uit de jaren 1920 dat zich op de plaats van zijn voorganger situeert, is een ontwerp van de Kortrijkse architect Jean-Paul Van Hoenacker. Het oorspronkelijk rechthoekig volume bestaande uit een souterrain en twee verdiepingen, werd uitgevoerd in geel metselwerk dat zowel typerend voor de streek als voor de wederopbouwarchitectuur is. Het gebouw van vier traveeën breed werd volgens de mutatieschets van 1928 uitgebreid langs de westgevel met een lagere aanbouw met dakterras, afgeboord met leien. Aan de westzijde, waar zich de oorspronkelijke hoofdingang bevond, siert een halfverheven beeldhouwwerk van fruitkorven het centraal geplaatste oeuil de boeuf. De nieuwe hoofdtoegang situeert zich op de eerste verdieping van de zuidgevel en is bereikbaar via een bordes afgeboord met een balustrade in geel metselwerk. Twee hardstenen steektrappen met een accoladevormige leuning in blauwe hardsteen flankeren op het gelijkvloers vier oeil de boeufs met bewaard smeedwerk. De gevel wordt geritmeerd door verdiepte lisenen en uitgewerkte spiegels op de borstwering onder de raamopeningen. Langs de oostgevel bevinden zich twee driezijdige erkers die zich over de begane en eerste verdieping uitstrekken en bovenaan door een balustrade bekroond worden. Het leien schilddak met overstekende kroonlijst op houten klossen heeft aan elke zijde een dakkapel afgeboord met een houten accoladevormig fronton. Het originele, witgeschilderde houten schrijnwerk met vierkante roedeverdeling bleef bewaard. Ook in het interieur zijn nog een aantal stijlkenmerken bewaard, zoals de granito vloer. De tijdens WO I verwoeste aanhorigheden werden niet meer heropgebouwd en vervangen door een aantal nieuwe nutsgebouwen. Het nieuwe koetshuis bevindt zich vlakbij de noordoost hoek van de woning. Op de plaats van de druivenserres bouwde men een kippenhok en ten noorden hiervan een "landgebouw".
Voor de parkaanleg na WOI werd onder meer voor een aanplanting met snelgroeiende bomen gekozen, waaronder Italiaanse populieren. Volgens een foto uit deze periode worden eveneens vlakbij de woning een aantal naaldbomen aangeplant, waardoor het beeld de indruk geeft de vooroorlogse aanleg te willen evoceren.
In de laatste jaren van de twintigste eeuw krimpt het oorspronkelijke areaal van circa vier hectare sterk en evolueert het park tot een ingesloten tuin. De mutatieschets van 1986 toont de verkaveling van het noordelijk deel waarbij slechts de heft van het park bewaard blijft. In de laatste twee decennia is ook de voortuin verkaveld.
Het tuinontwerp van André Van Wassenhove
Het tuinontwerp van André Van Wassenhove (1934 - 2000) uit 1997 strekt zich uit over vijf van zes zones waarvan de zesde zone een spontaan verboste strook ten oosten van de oprijlaan is met onder meer gewone beuk (Fagus sylvatica), gewone esdoorn (Acer pseudoplatanus), Noorse esdoorn (Acer platanoides), gewone es (Fraxinus excelsior) en zomereik (Quercus robur). Een oost-west aangeplante rij Leylandcipressen (Cupressocyparis x leylandii) schermt woning en tuin af van de buren en de straat.
De oprijlaan en rotonde
Zone één beslaat de oprijlaan die van oost naar west verlegd is en uitgeeft op de rotonde ten zuidwesten van de woning. Vanaf een roomkleurig gelakt gesmeed hek tussen geritmeerde bakstenen hekpijlers loopt de oprijlaan in ongezeefde dolomiet tussen smalle gras platebandes langs beide zijden geflankeerd door tien identiek conisch geschoren gewone taxussen (Taxus baccata) naar een ruime rotonde ten zuidwesten van het huis. Strak geschoren metershoge hagen van gewone beuk (Fagus sylvatica) omkaderen de oprijlaan. Op de rotonde staan momenteel twee uitgegroeide gewone taxussen en in het noordoostelijk kwadrant een massief van tuinhortensia’s (Hydrangea macrophylla). De door Van Wassenhove aangeplante blauw bloeiende rododendrons (vermoedelijk Rhododendron ‘Blue Peter’) werden wegens hun slechte groei intussen vervangen door bodembedekkende grootbladige klimop (Hedera helix ‘Hibernica’). In de border ten zuidoosten van de rotonde staat onder meer scherpe hulst (Ilex aquifolium ‘Pyramidalis’), palm (Buxus sempervirens), vleesbes (Sarcococca hookeriana) en rododendron (Rhododendron spec.).
De omhaagde tuinkamer met terras
De meest in het oog springende zone is ingericht als tuinkamer en gelegen op de zuidelijke middenas van de ruime woning. De contouren bestaan uit een buitenste meer dan manshoge en een binnenste lagere taxushaag. Zoals alle taxushagen in de tuin zijn zij uit zaad opgekweekt en strak geschoren. De breedte van de tuinkamer valt samen met die van het bordes boven het uitspringende souterrain van de woning. De breedte van twee loodrecht en symmetrisch ten opzichte van het bordes geplaatste steektrappen bepaalt de afstand tussen beide taxushagen. De noordelijke helft bestaat uit een vierkant met ten oosten en ten westen parallelle taxushagen. In de zuidelijke helft van de tuinkamer beschrijven de taxushagen een concentrische halve cirkelboog. De concentrische hagen vertonen wandelbrede doorgangen ter hoogte van de oostwest georiënteerde middenas. Oorspronkelijk bestond de verharding uit gezeefde, niet al te fijne dolomiet. Op vraag van de eigenaars heeft tuinarchitect Denis Dujardin (°1958) in de noordelijke en zuidelijke helften vlakken met grote, vierkante donker groengrijze natuurstenen tegels laten plaatsen, langs de kant van de woning een zonneterras; in het zuidelijk gedeelte een schaduwterras onder een opgaande gewone robinia (Robinia pseudoacacia). De Japanse blauwe regen met paarsblauwe bloemen (Wisteria floribunda ‘Issai’ ) en de Chinese blauwe regen met witte bloemen (Wisteria sinensis ‘Alba’) ter hoogte van het souterrain met zijn vier oculi in de gevel groeiden te vigoureus en zijn intussen verwijderd. Twee trappen in dolomiet tussen gerecupereerde ruw gefrijnde en kops geplaatste hardstenen boordstenen geven toegang tot de tweede zone, het oostelijk tuingedeelte.
Het oostelijk tuingedeelte
De tweede zone ligt iets lager ten oosten van de woning en beslaat de volledige breedte en diepte van dit deel van de tuin. Een eveneens meer dan manshoge strak geschoren taxushaag beschrijft een excentrisch aangeplante ovaal die herinnert aan de tracés van de vooroorlogse landschappelijke rondweg. Blikvanger in de oostelijke tuin met gazon is het middenpad in dolomiet met zijn begeleidende langgerekte perken van grootbladige klimop (Hedera helix ‘Hibernica’) tussen taxushagen op borsthoogte die vanaf het huis in oostelijke richting aansluiten op de ovaal ingeplante taxushaag. De zuidelijk ingeplante monumentale gewone es (Fraxinus excelsior) is intussen om veiligheidsreden moeten gekapt worden. De wellicht uit een vooroorlogse boom voortgekomen tweestammige gewone plataan (Platanus x acerifolia), vermoedelijk een cultivar met dieper ingesneden blad, in het noordelijke grootbladige klimopperk domineert de oostelijk tuinzone nog steeds, samen met de her en der in de periferie verspreidde witte paardenkastanjes (Aesculus hippocastanum) en een rode bastaardpaardenkastanje (Aesculus x carnea) uit het Interbellum. Een even oude bruinbladige kerspruim (Prunus cerasifera ‘Atropurpurea’) en een even oude roze bloeiende tweestijlige meidoorn (Crataegus laevigata ‘Rosea’) geven samen met een gewone kerspruim (Prunus cerasifera) een kleurrijk en doorleefd cachet aan deze tuinzone. Rond de oost-, noord- en westgevel van de woning ligt een fraaie heester- en vaste plantenborder. Een afwisseling van bloeiende struiken waaronder verschillende hortensiasoorten als de fluweelhortensia (Hydrangea aspera var. sargentiana), de hortensia met vlakke bloemenschermen (Hydrangea macrophylla ‘Mariesii Perfecta’ ) en de dwergpaardenkastanje (Aesculus parviflora), naast vaste planten als vrouwenmantel (Alchemilla mollis ‘ Robusta’), gele scabiosa (Cephalaria gigantea), paddenlelie (Tricyrtis hirta), leliegras (Liriope muscari), grote veldbies (Luzula sylvatica), bastaardsmeerwortel (Symphytum x uplandicum), vaste judaspenning (Lunaria redivia), duizendknoop (Persicaria amplexicaulis) en herfstanemoon (Anemone hybrida ‘Honorine Jobert’) brengen kleur in de tuin. Halfweg de oostelijke perceelsgrens staat een bakstenen gebouwtje met rechthoekige muuropeningen onder een zadeldak van Boomse pannen dat vroeger dienst deed als konijnenkwekerij, later kippenhok.
De zone ten noorden, achter de woning
De noordelijke, sinds de verkaveling eerder smal uitgevallen tuinzone achter de woning is gekenmerkt door de heester- en vaste plantenborder langsheen de noordgevel, een grasveld en een meer dan manshoge taxushaag met er achter een scherm van Leylandcipressen (Cupressocyparis x leylandii). Hier domineert, in de onmiddellijke nabijheid van het haaks op de woning ingeplant vrijstaand dienstgebouw een bijzonder mooi gevormde zomereik (Quercus robur) uit het interbellum met een meterslange doorgaande rechte stam en een evenwichtige bolronde kruin.
De zone ten westen van woning
Ten westen van de woning ligt de vijfde zone die bestaat uit de op de westgevel aansluitende heester- en vaste plantenborder, de dolomietverharding die naar het dienstgebouw leidt en een plantstrook die ten zuiden aansluit op het dienstgebouw en tot de westelijke perceelgrens doorloopt. Hier staat tussen oude cultivars van seringen (Syringa vulgaris) een zwarte walnoot (Juglans nigra) waarvan de aanplanting wellicht ook teruggaat tot het Interbellum. Het dienstgebouw dat als koetshuis beschreven wordt in de kadastrale legger van 1928, is opgetrokken uit hetzelfde gele bakstenen metselwerk als het hoofdgebouw. Het rechthoekig volume van één bouwlaag onder pannen wolfsdak heeft verschillende toegangspoorten en –deuren waarvan het oorspronkelijk schrijnwerk bewaard bleef.
Merkwaardig bomen
(Het getal in vet geeft de stamomtrek weer, gemeten op 150cm. hoogte)
Auteur: Michiels, Marijke
Auteur: van den Bossche, Herman
Datum: 2013
Titel Text: Tuin van het White Chateau
Inrit White chateau (Michiels, Marijke, 11-11-2012, ©Vlaamse Gemeenschap)
Kadasterarchief West-Vlaanderen, mutatieschetsen Ieper, afdeling I, 1877/6, 1885/20,1886/10,1894/3, 1927/14, 1928/18, 1986/36.
Topografische kaarten van België, Krijgsdepot: Eerste editie uitgegeven tussen 1865-1880, schaal 1:20.000. Herziening, Militair Cartografisch Instituut: tweede uitgave, 1880-1884, derde uitgave 1889-1900 en herziening derde uitgave 1900-1930, schaal 1:20.000. (Lemoine-Isabeau, 1988)
BOUTECA C. 1970: Ieper en de familie Malou, Iepers kwartier 6.4, 105-113.
S.N. 1906: Tuinwedstrijd, Maandelijksch tijdschrift der hofbouwmaatschappij van het arrondissement Yperen 11, 167.
S.N. 1909: Tuinwedstrijd. Hofbezoeken - versierde balkons en vensters, Maandelijksch tijdschrift der hofbouwmaatschappij van het arrondissement Yperen 10, 150-151.
Priem V. 1996: Kastelen en landhuizen in Groot-Ieper, Ieper, 93-96, 187-189.
Van Winsen N. 1896: Aan de heren leden van den Bestuurraad der Hofbouwmaatschappij van Yperen, Maandelijksch tijdschrift der hofbouwmaatschappij van het arrondissement Yperen 4.10, 258-261.
Mondelinge informatie i.v.m. de aanleg door Van Wassenhove en Dujardin van de eigenaar (12 november 2012).
Informatie over de aanleg van de familie Biebuyck (november 2012).
Datering: 19de eeuw, vanaf 1975,
Typologie: hagen, hekken, landhuizen, oprijlanen, tuin- en parkbeplantingen,
Context: villa's (bouwkundig erfgoed)