Identificatie en beschrijving | |
---|---|
Titel | Tuin, park en parkbos van kasteeldomein Trockart |
Provincie | Limburg |
Gemeente | Wellen |
Deelgemeente | Ulbeek |
Bron | Schepping: 2014-02-28 Bijwerken: 2017-05-30 URI: https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/134391 |
Locatie | Trockart 2 (Wellen)Trockart |
Coördinaten | Breedte: 5.3002260352 Lengte: 50.8361755959 |
label.localisation | [50.8377716214,5.30193882038], [50.837741833,5.3019846946], [50.837742038,5.3019850132], [50.8374105273,5.30268765136], [50.8374106229,5.3026895175], [50.8373692455,5.30273283343], [50.8373677742,5.30273153944], [50.836617929,5.303151902], [50.8366610241,5.30308140307], [50.8363856749,5.30260725853], [50.8357744868,5.30155484141], [50.835763149,5.30157074427], [50.8348782938,5.300082308], [50.8340038882,5.29865123394], [50.8340679821,5.29856250991], [50.8343347105,5.29819468433], [50.8343963094,5.29830241774], [50.8344717239,5.29820158727], [50.8344050292,5.29808744244], [50.8346010659,5.29782165187], [50.8346506311,5.29775445824], [50.8348453768,5.29749041205], [50.8348450477,5.29748980862], [50.8349315478,5.29738033297], [50.8358056314,5.29874658684], [50.8363287631,5.29804080784], [50.8374064075,5.29972446943], [50.837325935,5.29986037861], [50.8377526636,5.30062512226], [50.8379463182,5.30106980529], [50.838089001,5.30145629148], [50.8379544203,5.30166137567], [50.8378101304,5.30188125961], [50.8378100197,5.30188142823], [50.8378094608,5.30188055487], [50.8377764153,5.30193421998], [50.8377716214,5.30193882038] |
Kasteeldomein met laat 19de-eeuws parkje in eenvoudige landschappelijke stijl met aansluitend parkbos, aangelegd op een tot de 17de eeuw opklimmende site waarvan de configuratie tot vandaag onveranderd bleef; grachten met bruggen en smeedijzeren hekken, deels verbreed tot parkvijver. Kasteel en dienstgebouwen in classicistische stijl uit de tweede helft van de 18de eeuw, uitgebreid in 1865 en 1895. Interessante bomen uit de aanlegfase en ook recente tuinen.
Trockart voorheen
Trockart was in de 17de en 18de eeuw geen heerlijkheid, maar een allodiaal goed met een kasteel en ongeveer 20 bunders land. Aanvankelijk in het bezit van de familie De Vocht werd het goed in de loop van de 18de eeuw meermaals verkocht, onder meer in 1788. Toen hoorden er meer dan 32 bunders grond bij – ongeveer evenveel als vandaag – en was het kasteel 'basti à la moderne', waarmee men bedoelde dat het geen burcht was, noch een kasteel met de kenmerken van een versterking, maar een kasteel gebouwd naar de vereisten van een 18de-eeuwse adellijke woning. Het kwam dat jaar in handen van de Luikse klokkenmaker Jean François de Beefe en het werd in de loop van de 19de eeuw via vrouwelijke lijn vererfd, eerst door de familie Ghysens en dan door de familie Jamar en Dessain. Circa 20 jaar geleden verwierven de huidige eigenaars Trockart.
De configuraties op de Ferrariskaart (1774-1775), op het Primitief kadasterplan van 1809 en op de Dépotkaart van 1871 verschillen weinig van de huidige; de oppervlakte van het goed, dat 40 ha telt inclusief de landbouwgronden, veranderde amper sedert de 18de eeuw. De aanlegstructuur moet minstens tot de 17de eeuw opklimmen en beschrijft een grote, in kleinere rechthoekige percelen verdeelde rechthoek, de klassieke kasteelrechthoek. Op het door rechte lanen (perceel nr. 369 als weide) afgebakend langwerpig centrale perceel liggen op dezelfde as achtereenvolgens: de omwalde rechthoek met het kasteel volgens het neerhof-opperhof model; de rechthoek met de lusttuin (nr. 376 lustgrond); en het parkbos (nr. 378) dat ook de naburige percelen (nr. 377 en 378) beslaat. De kasteelrechthoek zelf is vandaag nog steeds omgracht (nr. 371 en 175), alleen de dwarsarm die het neerhof van het opperhof scheidde, werd in 1865 gedempt. Samen met de uitbreiding dat zelfde jaar van de nieuwe kasteelboerderij buiten de rechthoek, werd het door brand geteisterde neerhofgebouw (nr. 372) gesloopt. De gecreëerde afstand tussen de heer en zijn pachter is een algemeen verschijnsel midden 19 de eeuw. Het kasteel zelf (ook nr. 373), oorspronkelijk een Lvorm met een hoektorentje en met de langste vleugel evenwijdig aan de dwarsgracht, werd eerst in 1883 voor de bijgebouwen en dan nogmaals in 1895 voor de woonvleugel uitgebreid.
De siertuinen (nr. 374 lustgrond en 372 lusttuin) bij het neerhof en bij het kasteel, evolueerden respectievelijk tot de huidige voortuin en tot het parkje. Links en rechts van de kasteelgrachten lagen boomgaarden (nr. 367 en 370) en een hooiland. De kadastrale legger vernoemt in 1841 Gisbert Ghijsens, rentenier te Ulbeek als eigenaar en bewoner van Trockart. Hij was tot 1868 ook burgemeester van Ulbeek. Het goed wordt in 1818 beschreven als een "fraei en sterk in briksteene, gebouwt en met schallien gedekt heerenhuis hebbende 6 boven en 6 benedenkamers, schoon met vijvers en ander tot vermaek aengeleide gronden omringd". Deze beschrijving komt overeen met de aquarel van Philippe de Corswarem (1759-1830) en verschilt nauwelijks van de huidige toestand. De opening van de duiventil in de ronde hoektoren werd een vierkant venstertje en die in het kegelvormig dak werd een dakkapel. De lage bijbouw onder pannendak, links van de poort, is vandaag een veel ruimer en recenter gebouw (1865 en 1883) en de gevels hadden toen in tegenstelling met vandaag bloot baksteenmetselwerk. De ringgracht, de beboomde dijken en de hagen met prieel van de parterretuin zijn herkenbare elementen.
Op de Dépotkaart (1871) is de sloping van het neerhof een feit en buiten de kasteelrechthoek en ten oosten van de boomgaard ligt er een vierkante moestuin. Op de ICM-kaart van 1886 is de erekoer waarneembaar die door het bijgebouwde haakse wagenhuis ontstond, evenals de aanleg van een siertuin op de oude tuinsite; buiten de gracht ligt een beemd en een bos met een centrale laan die het zicht naar Ulbeek dorp vrij houdt. De omringende boomgaarden zijn een vast element in Trockarts geschiedenis, al zijn sommige vandaag fruitplantages geworden.
Trockart vandaag
Benaderde men voorheen Trockart via een dreef vanuit het zuidoosten (Herten), dan gebeurt dit nu vanuit het noordwesten, via een lange gekasseide dreef die door de huidige eigenaars met linden werd aangeplant. Voorbij de voormalige kasteelboerderij, die einde 19de eeuw vernieuwd werd, wordt de dreef ter hoogte van en voorbij de kasteelrechthoek, onderbroken door recent geplaatste houten poorthekken tussen vierkante pijlers van hergebruikt materiaal met een vaasbekroning. Bij het eerste hek groeien twee witte paardekastanjes (Aesculus hippocastanum) die tot het einde van de 19de eeuw kunnen opklimmen.
De kasteelrechthoek wordt aan beide zijden begrensd door een ook al in 1809 aanwezige lange rechte dijk; beide dijken lopen als een lang en recht wandelpad uit in het parkbos. De noordelijke laan is vandaag aangeplant als een dreef van canadapopulier (Populus x canadensis), de zuidelijke bewaart links en rechts nog zijn oudere bomen van verschillende soorten, nog stammend uit de aanlegfase; door de weggevallen exemplaren vormen ze geen continue lijn meer. Ten noorden van de dreef ligt de voortuin met zijn rechte, eveneens gekasseide oprit die vertrekt bij het tweede inrijhek, over de grachtarm. De hekpijlers zijn twee hoge, vierkante pilasters in classicistische stijl, van blauwe hardsteen met sokkel, deksteen en bekronende vaas, uit het einde van de 18de eeuw. Het poorthek is een 19de-eeuws spijlenhek van smeedijzer met onderspijltjes, vierkant stijl- en regelwerk en klimmend beloop van de ronde spijlen naar de makelaar. De hekpijlers worden geflankeerd door een vast waaiervormig spijlenhek, reikend tot in de gracht. Het hek wordt beschaduwd door vier linden en de voortuin ligt in gras met lange, omzoomde rozenperken en enkele gesnoeide buxus aan de voet van het gebouw en ter begeleiding van de oprit.
Een smeedijzeren hek ter vervanging van de oorspronkelijke houten poort in de kasteelvleugel, leidt vandaag naar de erekoer die sinds 1883 aan drie zijden bebouwd is. De witgeschilderde kasteelvleugel met leien schilddak en met steekboogvormige, met blauwe hardsteen omlijste muuropeningen is nog steeds de 18deeeuwse constructie die in de overwelfde kelders een oudere, 17de-eeuwse kern bezit en in 1895 werd uitgebreid, zonder de classicistische uitstraling geweld aan te doen. De loden pirons op de dak kapellen en daken, de gietijzeren windwijzer boven de poorttravee en de siernaald van het torendak bleven bewaard. De inrijpoort verdeelt het kasteel in een herenkwartier met twee bouwlagen rechts en een lager dienstgedeelte links, ook met twee bouwlagen; de dienstwoning, het wagenhuis van 1883 en een los volume van 1895 liggen rond een eigen erfje en zijn door een muur met poort gescheiden van de kasteeltuin. Drie steekboogvormige rondboogpoorten zien uit op de erekoer.
De herenwoning bestaat uit de initiële hoofdvleugel van zeven traveeën, waarin de poort is opgenomen, de slanke hoektoren die de Corswarem teken de en de haakse vleugel die in 1895 verlengd werd met het torenachtig eindvolume van drie bouwlagen onder een mansardedak. Tegen de achtergevel van het hoofdvolume werd in dat zelfde jaar een wintertuin gebouwd met een kleurrijk glas-in-loodraam en ook een beglaasde doorgang tegen de blinde achtergevel van de haakse vleugel, die de circulatie buiten de 18de-eeuwse salons om mogelijk maakt. Op de oostgevel steekt een kleine erker uit met het silhouet, de dakvorm en de uitstraling van een kleine kapel, maar zonder het interieur ervan; de ruimte is nu een berghok. De witgeschilderde gevels, de eenheid in materialen en de uniforme behandeling van de muuropeningen en hun houtwerk bezorgen het geheel ondanks de verschillende, afleesbare bouwfasen een vrij homogeen uitzicht.
De kasteelrechthoek is ook toegankelijk vanaf de zuidoostelijke laan via een witgeschilderde brug over de gracht, uit het einde van de 19de eeuw. Het afsluitend smeedijzeren hek tussen betonpalen heeft vierkant stijl- en regelwerk, ronde spijlen met gevlamde punten en klimmend beloop naar de makelaar en twee waaiervormige vaste hekken aan de gracht. Het gaat vergezeld van twee platanen. Het erf is deels gekasseid en deels in kiezel gelegd en de zone van de voormalige parterretuin heeft een randbeplanting van oude bomen, onder meer een mooie bruine beuk. De parkaanleg binnen de gracht verschijnt op de ICM-kaart van 1886 en liep vermoedelijk parallel met de creatie van de in 1883 kadastraal geregistreerde erekoer. De oudste bomen hier moeten tot deze fase opklimmen. Een pad loopt nu rond het gazon waarop verschillende met gesnoeide haagjes omgeven sokkels staan voor moderne sculpturen of siervazen met seizoensbloemen, inbreng van de huidige bewoners.
Een tweede brug over de gracht, die aan de noordoostzijde plaatselijk verbreed werd tot parkvijver en gevoed wordt door de Spaasbeek, ligt in de as van de poortdoorgang en vormt de toegang tot het eigenlijke parkje. De brug zelf is afgesloten door een witgeschilderd smeedijzeren hek, uit dezelfde periode. De vier hekstijlen, bestaande uit telkens twee bovenaan verbonden vierkante stijlen, verdelen het in een poorthek, twee vaste hekken en twee waaiervormige aan de grachtzijde en de spijlen volgen het gebogen beloop van de bovenregel, wat een mooi ritme oplevert. Het park over de gracht werd vermoedelijk aangelegd samen met de uitbreiding van het herenhuis in 1895, al verschijnt het pas op de stafkaart van 1923. Het is een ruim grasveld met enkele solitairen en een golvende rand van bomen met een mooie variatie in kleur en vorm. Deze gordel gaat over in het parkbos dat al van oudsher de oostelijke grens vormt van het goed. De reeds vermelde lage, gesnoeide hagen volgen en accentueren de golvende lijn van deze bomenrand. Op de overgang naar het parkbos vormt de haagbeukhaag daar een hoge nis voor een recent Apollobeeldje op sokkel, geplaatst door de huidige bewoners; de haag sluit helaas de vrije zichtlijn af die voorheen vanuit het parkbos een open perspectief bood op het kasteel. Deze zichtlijn bestond al op de Dépotkaart van 1871 als een rechte laan die de noordoost-zuidwest-as van het goed volgde, vertrekkend bij het hek van de voortuin, een gebruikelijk 18de-eeuws aanlegelement. Vandaar uit had men ook zicht op de oude dorpskern van Ulbeek, wat niet zonder betekenis is, want de eigenaars leverden in de 19de eeuw de burgemeesters van het dorp.
Een kronkelend wandelpad loopt door het parkbos waarin naast es, veel zomereik en beuk, een weelderige onderbegroeiing voorkomt van vlier, hazelaar, aalbes, braam, fluitenkruid, salomonszegel en varens in de nattere delen. Het westelijke perceel heeft een geschulpt profiel en eindigt op een hogere berm met achteraan een doorsteek als afwateringsgracht, wat ook al op de Dépot-kaart het geval was.
De huidige eigenaars voegden in het goed bewaarde parkje hagen toe van sneeuwbes, van liguster en van haagbeuk, die de bestaande aanleg en de oude structuur accentueren en moderniseren. Zo werd er op de zuidelijke grens een klokvormige haag van Californische schijncipres (Chamaecyparis lawsoniana) aangeplant, afgewisseld met buxusboompjes, met aan de voet cilinders van gewone buxus (Buxus sempervirens), er achter een gebogen haag van haagbeuk en vooraan gesnoeide buxussen in kuip; verder gaat de rechte haag van haagliguster (Ligustrum ovalifolium) langs het wandelpad over in een gekromde haag van gesnoeide sneeuwbes (Symphoricarpos albus), gevolgd door een haagbeukhaag (Carpinus betulus). Op het oude bosperceel (nr. 377) werden de laatste jaren tuinen aangelegd in een nieuwe versie van de geometrische tuinstijl uit de renaissance, ontworpen door de bewoners. Ze zijn in tuinkamers onderverdeeld, omzoomd met hagen van haagbeuk, gescheiden door lanen met rozenbogen of een laan van gesnoeide en geleide linden. Alleen de noordoostelijke grens is een bakstenen muur. In de grasperken liggen bolacacia's, snoeivormen van buxus en van schijncipres met gekanteelde buxushaagjes aan de voet. In de buxustuin ligt een schaduwborder met hosta's en één tuinkamer is voorbehouden voor het kleinfruit. De vierkante moestuin op de kaarten van 1871 en 1886 bestaat niet meer.
Merkwaardigste bomen
(De tussen haakjes vermelde afmetingen werden gemeten op 150 cm hoogte)
Twee witte paardekastanjes (Aesculus hippocastanum) (315 cm) staan bij het eerste hek in de toegangsdreef; mooie groep van 4 linden (Tilia sp.) (272-310 cm) bij het inrijhek; twee gewone platanen (Platanus x hispanica) (345, 350 cm) bij de eerste brug en in een groepje van drie (367 cm) in het gazon; een reeks mooie bomen als solitairen op rij langs de zuidelijke gracht: een meerstammige vederesdoorn met geel gerand blad (Acer negundo Aureo marginatum' niet bereikbaar), bruine beuk (Fagus sylvatica 'Atropunicea') (335 cm), twee gewone moerascipres (Taxodium distichum) (292 cm), zomereik (Quercus robur) (280 cm), varenbeuk (Fagus sylvatica 'Asplenifolium') (235 cm boven de ent), Amerikaanse gleditsia (Gleditsia triacanthos) (218 cm); verder langs de gracht een Amerikaanse tulpenboom (Liriodendron tulipiferum) en een olm (Ulmus hollandica?); in de bosrand, links en rechts van de hoofdas een bruine beuk (Fagus sylvatica 'Atropunicea') (359, 363 cm); een monumentale zomereik (Quercus robur) (526 cm) als solitair op het grote gazon, te hoog gekroond; in de noordelijke rand een groepje van paardekastanje (Aesculus hippocastanum) (380 cm), gewone plataan (Platanus x hispanica) (367 cm) en esdoorn (Acer pseudoplatanus 'Purpureum') (224 cm) en iets verder een blauwe atlasceder (Cedrus atlantica 'Glauca') als solitair (435 cm); binnen de grachten, twee bruine beuken (Fagus sylvatica 'Atropunicea') (310 en 335 cm) in slechte gezondheid bij de vijver en een mooie Amerikaanse tulpenboom (Liriodendron tulipifera) (321 cm); bij de brug naar de nieuwe tuinen een bruine beuk (335 cm boven de ent); in een groepje een pagodeboom (Cercidiphyllum japonica) (208 cm), Noorse esdoorn (Acer platanoides) en ruwe iep met opgaande twijgen (Ulmus glabra 'Exoniensis') (245 cm); bij de korte grachtarm: een zieke Hollandse linde (Tilia x 'europaea') (290cm) als solitair, twee Amerikaanse tulpenbomen (Liriodendron tulipifera) (277 cm), twee gewone esdoorn (Acer pseudoplatanus) (niet bereikbaar en een ziek exemplaar) en een zomereik met wortelrot (Quercus robur) (410 cm); in het kleine gazon binnen de kasteelrechthoek: een bruine beuk (Fagus sylvatica 'Atropunicea') (290 cm), gewone plataan in een groepje van twee (Platanus x hispanica) (325 cm), een groepje van twee en een solitair exemplaar bruine beuk (Fagus sylvatica 'Atropunicea') (322 en 445 cm).
Auteur: De Maegd, Christiane
Auteur: Van den Broeck, Myriam
Datum: 2007
Titel Text: Kasteeldomein Trockart
Het parkje bij kasteel Trockart met grasveld en bomenrand (Vlaamse Gemeenschap, 01-01-2007, ©Vlaamse Gemeenschap)
De grachtarm en de brug met hek naar het parkje bij kasteel Trockart (Vlaamse Gemeenschap, 01-01-2007, ©Vlaamse Gemeenschap)
Hasselt, Archief van het Kadaster, Primitief plan van Ulbeek, Sectie C, door Tricot, s.d. (Verzamelkaart van 1809), herzien in 1841. Opmetingsschets 1865 nr. 33; 1883 nr. 6; 1895 nr. 6.
Hasselt, Archief van het Kadaster, Tabel voorbereidend tot de schatting, 1818.
E.S., Vivre dans un manoir. Les avantages d'une simple maison de campagne dans un décor de château, in De Woonstede door de eeuwen heen, 1974.
DARIS J., Notices sur les églises du diocèse de Liège, deel 5, 1874, p. 46-49.
PAUWELS D., SCHLUSMANS F. met medewerking van MUYLDERMANS E. & ROMBOUTS J. 1999: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie Limburg, Arrondissement Tongeren, Kanton Borgloon, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 14N4, Brussel - Turnhout, p. 511-513.
Datering: tweede helft 19de eeuw, vierde kwart 18de eeuw,
Typologie: dijken, dreven, hekken, hekpijlers, parkbossen, private parken, sierhagen, siertuinen, tuin- en parkbeplantingen, tuinbruggen, vijvers, walgrachten,
Context: landhuizen