Identificatie en beschrijving
Titel Park van het kasteel van Diepenbeek
Provincie Limburg
Gemeente Diepenbeek
Deelgemeente Diepenbeek
Bron Schepping: 2014-07-29
Bijwerken: 2017-05-30
URI: https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/134552
Locatie Stationsstraat 25 (Diepenbeek)Stationsstraat
Coördinaten Breedte: 5.42006766512
Lengte: 50.9123863919
label.localisation [50.9113673586,5.42059538515], [50.9113383774,5.42056245995], [50.9113619115,5.42028881396], [50.9119923045,5.4190083473], [50.9122475412,5.41848988618], [50.9123268211,5.41832883998], [50.9123846635,5.4183940748], [50.9132685539,5.41939096655], [50.9132844185,5.41962935751], [50.9130859735,5.42069923232], [50.9130628296,5.42079090356], [50.9125883176,5.4217405711], [50.9125875522,5.42174210292], [50.9125312028,5.42168554089], [50.9123211187,5.42147466061], [50.9121797016,5.42134152643], [50.9116396349,5.42083311081], [50.9114544157,5.42067303664], [50.9114392611,5.4206599403], [50.9113762367,5.42060547248], [50.9113673586,5.42059538515]

Primaire tekst

Park in land­schap­pel­ijke stijl met pittoresk karakter (4 hectare), aangelegd tijdens het laatste kwart van de 19de eeuw, bij het kas­teel met voor­malige boer­de­rij en schuur uit de 17de en 18de eeuw, en een 15de-eeuwse maar in de 18de eeuw aangepaste woontoren.

Het is een interes­sante, wellicht tot de 15de eeuw op­klim­men­de site – met oud topo­niem Duif­huis –, gelegen in de beem­den ten zuiden van de Demer en aan­slui­tend bij de dorps­kern. Het goed was de zetel van de vrijheerlijkheid Die­pen­beek, die in 1444 ver­deeld werd tussen de famil­ies Schoon­vorst, later opge­volgd door de familie van Gaver, en ander­zijds de fami­ie van Horne, die opge­volgd werd door de familie de Mero­de. In 1663 en 1679 slaagde de land­com­mandeur van Alden Bie­sen erin beide delen door aankoop te verenigen. Het goed werd bewoond door de rentmeesters van Alden Biesen, ondermeer door Pieter Jan Palmers (1752-1817), die naast zijn rentmeesterschap ook notaris, schepen en drossaard was van Diepenbeek. Het kasteel van Diepenbeek met grote en kleine tuin, land en weide bij het kasteel, samen 6 en een halve bunder groot, en meer dan 22 bunders land, kon Pieter Jan Palmers evenwel niet verwerven bij de verkoop op 31 juli 1797. Het was Guillaume Claes, vrederechter en notaris te Hasselt die het als notoir opkoper van kerkelijk goed in de wacht sleepte. Naderhand (tussen 1817 en 1923) was het respectievelijk in handen van baron Allard de Heusch, baron Désiré de Favereau die de kleindochter van Guillaume Claes huwde (1874), de famil­ie Henri Radel­et - de Favereau, Etienne Radelet en ten slotte sedert 1924 nota­ris E. Jagenau. Diens nakomelingen bewonen het nog steeds.

Les Délices du païs de Liège vermeldt in 1740 een drievoudige dreef die het kasteel verbond met de weg Hasselt-Maastricht, een eerste neerhof dat rechts grensde aan de gracht die het opperhof omringde, enkele gebouwen "plus commode que brillants" en een donjon in zijn eigen gracht. Die woontoren bestaat dan nog uit "een heel dikke ronde toren met een tweede kleinere ronde toren en een uitspringend gedeelte onderstut door een hoge bogenrij staande in het water". Deze neerhof-opperhofsituatie leest men nog af op de Ferrariskaart (1774-1775): een dreef vanuit het zuidwesten voert naar een omgracht perceel met verschillende gebouwen en een complex tuinen ten noordwesten. Ook op het Primitief kadasterplan van 1813 gebeurt de toegang nog vanuit het zuidwesten (perceel nr. 701). In de omgrachting (perceel nr. 663) liggen drie eilanden: het westelijke bestaat uit een gebouw (nr. 666) met tuin (nr. 664) en weide (nr. 665), het noordoostelijke uit een huis met tuin (nr. 668 en 667) en het zuidoostelijke (nr. 669) volledig als gebouw gekadastreerd. We interpreteren het als een neerhof, dat via een brug toegang verleent tot een opper­hof met een tweede brug naar een oudere, ronde donjon. Het geheel was omgeven door bouwland (perceel nr. 670 en 671), weide (nr. 672), hooiland (nr. 662 en 658) en een boomgaard (nr. 657). De kadastrale legger kende in 1840 weduwe Allard Joseph de Heusch, rentenierster te Diepenbeek als eigenaar.

De iconografie van het kasteel vertelt nog meer. De teke­ning van Phi­lip­pe de Cors­wa­rem (1759-1839) toont bijvoorbeeld de ancien régime-toe­stand in opstand. Een gemet­sel­de brug over de gracht en een houten poort tussen hoge pijlers met bolbekroning leidt links naar een gebouw op het neerhof. Een tweede boogbrug verbindt het erf tussen de U-vormige gebouwen van het opperhof en de oude woontoren. Hoge hagen dubbelen de gemet­sel­de keer­muren van de gracht. Achter de gebouwen suggereert geboomte links en rechts de aanwezigheid van tuinen.

Een ets van A. Schaepkens uit 1865 geeft meer details van de halfronde traptoren en de uitstekende vierkante uitbouw bij de ronde toren. Op deze ets, evenals op de prent van Vasseur uit circa 1875, die een goede illustratie geeft van het pittoreske karakter van de landschappelijke stijl, en op de tekening van J. Malvaux uit 1896 is de gracht aan de zuidzijde een droge gracht geworden, met gras en struiken begroeid.

De verlandschappelijking van de site valt samen met de versterking van het residentieel karakter, de grotere afstand tot en de inkrimping van de boerderijfunctie. Men speurt er ook de tijdsgeest in, die de grotere sociale distantie ook graag ruimtelijk, op het terrein vertaalde. Op de kadastrale schetsen en op de Dépôt-kaarten kan men deze evolutie volgen. De samen­voe­ging van het vier­kant tuin­per­ceel (nr. 664) met het perceel van de boerde­rij, op het oude neerhof, gebeurt in 1876 samen met de af­braak van de oostel­ijke dienst­vleu­gel van het kas­teel, op het oude opperhof. In 1884 en 1892 (jaarstenen op de brugleunin­gen), wordt dit proces ver­der­gezet en in 1906 ver­dwij­nt op het kadaster de gracht tussen neerhof en opper­hof. De dem­ping van de gracht rond de oude woontoren, op de iconografie reeds vroeger zichtbaar, wordt pas in 1925 kadas­traal genoteerd.

Een rond 1892 te date­ren post­kaart uitgegeven door Delée (Hasselt) geeft een uit documen­tair oogpunt inte­res­sant zicht vanuit het zui­den. De woontoren staat aan het opper­hof dat nu als tuin is aan­ge­legd. Het is een gras­veld met links een witte tuin­bank, bezij­den een laantje van hoge snoeivormen dat van de voor­deur naar de toren loopt. Rechts van de deur is er een haag en groeien er strui­ken parall­el met de gevel. Op de voor­grond staan drie oranje­rieplan­ten, twee op stam en één in pirami­devorm, geaxeerd op drie cor­beilles gelegen op de aange­hoogde gracht, twee ster- en één cirkel­vor­mig. Twee jonge treur­wil­gen groeien langs de water­kant en de brug naar de toren is be­groeid. De oude toe­gangsdreef­ vanuit het zuidwesten werd eerst door de spoorl­ijn Hasselt-Maas­tricht onderbroken en verdween in een tweede, latere fase volledig. Op de eerste uitgave van de Dépôt-kaart (opname 1868, uitgave 1878) is de dreef ten noorden van de spoorlijn nog zichtbaar en lijkt de situatie nog dezelfde te zijn als in het begin van de 19de eeuw, met links de boerderij en rechts het kasteel.

Vandaag gebeurt de toegang via een nieuwe gebogen en stijgende oprijl­aan, in rode grind, rechtstreeks naar het kasteel, vanaf de Stati­on­straat. Ze is rond 1884 te dateren en behoort tot de parkaanleg in landschappelijk stijl. De gracht werd in het kader daarvan ook voor een deel weer geopend en hertekend als landschappelijke kasteelvijver met gebogen tracé en beboomd eilandje. In functie van de nieuwe oprijlaan werd een balken­brug gebouwd naar het hoger gelegen voorplein bij het huis; ze rust op gemet­sel­de brug­ge­hoof­den, die het jaartal 1884 en de ini­tial­en LdF (Louis de Fave­rau) in de meta­len brug­leuning dragen zodat de initiatief­nemer en het tijdstip van de verlandschappelijking bekend zijn. De brugleuning heeft een mooie constructie: de platte stijlen zijn gerivetteerd verankerd in een I-balk als onderregel en zijn onderling verbonden door de platte handgreep en door Sint-­An­dries­­kruisen, wat afgelijnde vierkanten geeft met een medaillon van gietijzer op de kruising. De leuning eindigt op een sierlijke krul en is met een voluut in het metselwerk verankerd. Op de uitgave uit 1923 van de Dépôt-kaart (revisies van 1871, 1886 en 1908) is deze nieuwe inrit genoteerd, maar ook nog de oude dreef. Deze splitsing van toegangswegen drukt de ruimtelijke scheiding uit tussen het boerenbedrijf en het residentieel wonen op het kasteel, een gegeven dat ook elders menigmaal werd vastgesteld, meestal van af het midden van de 19de eeuw.

Van het kasteelerf naar de oude woontoren ligt nu een metal­en brug die de oude bakstenen brug van de tekening van de Corswarem vervangt. Ze draagt de initi­alen RdF (de opvolger van Louis de Favereau) en het jaar­tal 1892 in de brugl­euning. Haar constructie is nagenoeg dezelfde als in 1884. De nieuwe toe­gang is aan de Stati­onstraat aangeduid door nieuw gemet­sel­de pijl­ers van bak- en hard­steen. Nu de oude dreef niet langer bestaat, takt er een tweede weg af die rechtstreeks naar het pas gerenoveerde gebouw op het oude neerhof loopt. De cirkel van gescheiden toegangswegen is rond. De ringgracht, ten zuidwesten niet gesloten, kreeg bij de jongste herwaarderingswerken (in 1996 aan de gang) een nieuwe be­schoei­ng van tropisch hard­hout. Een jonge taxus­haag werd aan drie zijden van het do­mein aangeplant en een haag van Cupres­socy­paris x Leylandii ten zuiden. Het bodem­reliëf werd geëga­liseerd en inte­graal in gras­veld omgezet.

Bomen
(Het tussen haakjes vermeldde cijfer geeft de stamomtrek gemeten op 150 cm hoogte.)

Naast overblijfselen van de boomgaard, ook buxus (Buxus sempervirens), gewone haag­beuk (Carpinus betulus), bruine beuk (Fagus sylvatica 'Atropunicea'), gewone beuk (Fagus sylvatica), gewone esdoorn (Acer pseudoplatanus), gewone robinia (Robi­nia pseudoacacia), Oosterse l­evensboom (Thuya orientalis), scherpe hulst (Ilex aquifolium), treures (Fraxinus excelsior 'Pendula') bij de gracht grootbladige linde (Tilia platyphyllos). Bosperceel ten zuidoosten. Tamme kastanje (Castanea sativa) (245 cm), gewone es (Fraxinus excelsior) (231 cm), Japanse notenboom (Gingko biloba) (194 cm), Hongaarse eik(Quercus frainetto) (261 cm), een rij van acht Hollandse linden (Tilia x vulgaris) (167 cm) parallel met de straat.

Auteur: De Maegd, Christiane

Auteur: van den Bossche, Herman

Datum: 2006

Titel Text: Park van het kasteel van Diepenbeek

Grafische documenten

Diepenbeek Stationsstraat 25 (Schlusmans, Frieda, 02-08-2012, ©Vlaamse Gemeenschap)

Het kasteel van Diepenbeek (Pauwels, Oswald, 01-01-2006, ©Vlaamse Gemeenschap)

Diepenbeek Stationsstraat 25 (Schlusmans, Frieda, 02-08-2012, ©Vlaamse Gemeenschap)

Bibliografie

Kadasterarchief Limburg, Opmetingsschetsen.

Kadasterarchief Limburg, Verzamelkaart opgemeten door landmeter Neven H.A. 22 februari 1813, getekend in 1817 door A. Modave; sectie B 6de blad niet gedateerd.

Publication de la Société historique et archéologique dans le Limbourg, 1865.

DAENEN A., Diepenbeek in de Franse tijd 1795-1814, Die­penbeek, 1985.

DAENEN A., Diepenbeek onder Alden Biezen 1662-1795, Diepen­beek, 1989.

DE DAMSEAUX E., La Belgique pittoresque. Album illustré des châteaux. Provinces d’Anvers, de Limbourg en de Luxembourg. Notices et vues photographiées. Lithographies de M. VASSEUR de Tournai, Mons, 1872-1878, geen paginering.

DE SAUMERY P.L., Les Délices du païs de Liège, (Liège, 1744),

Anastatische herdruk, Brussel, 1977, deel 4, 1744.

DOPERE F. e.a., De donjon in Vlaanderen. Architectuur en wooncultuur, Brussel, Leuven, 1991, p. 148-151.

HERMANS E., Limburg, Gedrukte iconografie voor 1900, Hasselt, s.d.

JOURDAIN A. e.a, Dictionnaire encyclopédique de Géographie historique du royaume de Belgique, Brussel, deel 1.

PAQUAY J., Diepenbeek voorheen, in Verzamelde opstellen, 7, 1931, p. 42-79.

PIPERS P., Diepenbeek, Antwerpen, 1936, p. 45.

RENMANS J., De families Palmers en Alen, Diepenbeek en Kortessem, s.l., s.d.

SCHLUSMANS F. met medewerking van GYSELINCK J., LINTERS A., WISSELS R., BUYLE M. & DE GRAEVE M.-Ch. 1981: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie Limburg, Arrondissement Hasselt, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 6N1 (A-Ha), Brussel - Gent, p. 101-103.

Beknopte karakterisering