Identificatie en beschrijving | |
---|---|
Titel | Domein van het Rood Kasteel |
Provincie | Vlaams-Brabant |
Gemeente | Lubbeek |
Deelgemeente | Linden |
Betrokken personen | Minard, Louis |
Functie van de auteur | Ontwerper |
Bron | Schepping: 2016-07-25 Bijwerken: 2018-12-07 URI: https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/303058 |
Locatie | Diestsesteenweg 29 (Lubbeek)Diestsesteenweg |
Coördinaten | Breedte: 4.76294856678 Lengte: 50.8909071262 |
label.localisation | [50.8925976189,4.76090109293], [50.892592696,4.7610612553], [50.8922828937,4.76123758857], [50.8923091928,4.76133114549], [50.8925363841,4.7621393718], [50.8925752384,4.76400438121], [50.8924936068,4.76415697281], [50.8912591227,4.76469290622], [50.8893879567,4.76550519108], [50.8893864235,4.76550585666], [50.8893850549,4.76548884382], [50.889236892,4.76364751979], [50.8892353281,4.7636280868], [50.8892300468,4.76356245792], [50.8892289285,4.76354856265], [50.8892288971,4.76354817308], [50.8892229166,4.76347385626], [50.8892212262,4.76345285499], [50.8892102061,4.76331592033], [50.8890895954,4.76181733555], [50.8911028832,4.7612997803], [50.8916851116,4.76115009945], [50.8916008836,4.76021438109], [50.8922790341,4.76005674596], [50.8922765595,4.76010260998], [50.8925543908,4.76062578918], [50.8925641897,4.76064424163], [50.8925967322,4.76064573535], [50.8926054546,4.76064613574], [50.8925976189,4.76090109293] |
Eclectisch-neogotisch kasteeltje uit de 19de eeuw omgeven door park van circa 8 hectare met twee vijvers, aangelegd in landschappelijke stijl in 1860-1870; vormt min of meer een geheel met het kasteeldomein van Linden (de Beauffort ); verschillende zeldzame en oude bomen.
Het buitengoed van Carleer
In 1859 kocht de Leuvense brouwer Jean-Baptiste Carleer (1803-1879), eigenaar van de brouwerij 'Den Temst' in de Drinkwaterstraat te Leuven, een landgoed van circa 14 hectare van de Leuvense advocaat Pierre Joseph Gilbert. Het was gesitueerd in een colluviaal zijdal dat afdaalt uit het zandleemplateau van Pellenberg en het noordelijke uiteinde van dit goed vormde een enclave in de eigendommen van baron de Beeckman, de kasteelheer van Linden. Volgens het Primitief kadaster bestond het uit een "huis" (in feite een viertal losse gebouwen), gelegen aan de rand van een parkachtig blok van 2,5 hectare, dat een vijver, een perceel "jardin d'agrément", een perceel "terre d'agrément" en een perceel "bois d'agrément" omvatte. Het was toegankelijk vanaf de steenweg Leuven-Diest via een dreef, die ook naar het kasteel van Linden (de Beauffort) leidde. De gebouwen werden door Carleer afgebroken, maar op de funderingen van het grootste werd vermoedelijk een nieuw dienstgebouw (tuinierswoning of remise) opgetrokken.
Zowat 50 meter meer in de richting van de steenweg bouwde Carleer een eclectisch kasteeltje, een baksteenbouw – vandaar de naam 'Rood Kasteel' - met witte hardsteen voor de plint, de hoekkettingen, kordons, omlijstingen, pinakels, kraag- en afdekstenen. Het heeft een nagenoeg vierkant volume van drie bouwlagen onder een afgeknot piramidedak, maar met in de hoogte en de diepte uitbundig uitspringende bouwonderdelen als terrassen, balkons, erkers of arkels, loggia's, portalen, trapgevels en hoek- en daktorentjes. Het neogotische aspect ligt vooral in het spitsboogvormig maaswerk in de bovenwaaiers van ramen en deuren. Tegen de westgevel van het kasteel was een prachtige serre aangebouwd, gedeeltelijk onder een balkon of een terras en met een koepelvormige uitbouw. Deze serre werd tijdens het interbellum afgebroken en vervangen door een erkerachtige uitbouw, bedoeld als inkompartij. Voorheen viel men als het ware met de tuindeur in huis en dit zegt misschien iets over het gebruik. De neogotische binnendecoratie is ongemeen rijk en merkwaardig.
Dit kasteel wordt kadastraal geregistreerd in 1870, maar komt al voor op de militaire topografische kaart van 1865. Volgens sommigen werd het ontworpen door de Gentse neoclassicistische architect Louis Minard (1801-1875), die zijn naam gaf aan de bekende Gentse schouwburg en zich vanaf omstreeks 1850 ook waagde aan meer pittoreske bouwsels in neogotiek of neo-Vlaamse-renaissance, zoals het kasteel van Olsene (Hof ter Wallen), maar deze toeschrijving wordt door geen enkel document gestaafd.
Carleer gebruikte het Rood Kasteel alleen als buitengoed, want hij woonde tot aan zijn dood in de Parijsstraat 32 te Leuven. Het gebouw is enkel zichtbaar door het toegangshek vanaf de steenweg Leuven-Diest, maar het contrast met de drukte en de eindeloze, banale lintbebouwing langs de steenweg is – zelfs bij 70 kilometer per uur – aangrijpend. Het heeft iets van een droombeeld – irreëel, speels, sprookjesachtig – en dit wordt nog versterkt door het spiegelbeeld in de nieuwe, tweede vijver die Carleer voor het kasteel liet graven.
Het park dat Carleer liet aanleggen omvatte niet alleen de oude 'lustgronden' maar strekte zich ook uit over de aanpalende akkers van de 'Sprengel'. Het vormde een rechthoekig blok van 200 meter breed en 500 meter diep en reikte bijna tot aan het kasteel de Beauffort. Uit de militaire topografische kaart van 1865 kan worden opgemaakt dat het oude "bois d'agrément" (perceel 79) als bosplantsoen in de nieuwe tuin werd geïntegreerd. Hier bevindt zich de monumentale canadapopulier die bij het kasteeldomein de Beauffort wordt beschreven.
. Het kasteel stond centraal opgesteld in een grotendeels open, met bomengroepjes of struikmassieven gestoffeerde ruimte, omgeven door een dichte randbeplanting. Een lusvormig patroon van wegen ontsloot het domein. Aan de noordwestzijde bevond zich een omheind perceel, de moestuin-boomgaard, waarin in 1878 serres werden gebouwd. Het nog bestaande prieel Hollandse linden (Tilia x europaea) – herkenbaar op de ansichtkaarten, momenteel bomen met stamomtrekken tot 259 centimeter – op een heuveltje rechts (ten oosten) van het kasteel en uitkijkend over de oude én de nieuwe vijver en de ruimten voor én achter het kasteel, nam een strategisch uitzichtpunt in. Of de hoofdtoegang zich op zijn huidige plaats (in de zuidwesthoek van het domein) bevond, is niet duidelijk. Een gefragmenteerde dubbele rij bruine beuken (Fagus sylvatica 'Atropunicea') met stamomtrekken tot 336 meter laat vermoeden dat er een andere of tweede toegang was in de zuidoosthoek.
In 1879 overleed Carleer; twee jaar later werd "Beau Séjour" - deze naam zal echter pas na 1945 opduiken, wanneer het kasteeltje wordt verhuurd als opvangcentrum voor kinderen - aangekocht door graaf Jules-Emmanuel de Beauffort en tot één geheel samengesmolten met het kasteeldomein van Linden, waar ook een groot landschappelijk park werd aangelegd. In de daaropvolgende jaren werd het voornamelijk verhuurd. De laatste sporen van het landhuis van Gilbert - door Carleer hergebruikt als dienstgebouw - werden opgeruimd in 1894; 150 meter naar het noordwesten, buiten de ruimte en het gezichtsveld rond het kasteel, werd een nieuw U-vormig, bakstenen dienstgebouw opgetrokken van twee bouwlagen onder een uitgesproken stomp dak, met als opvallendste ornamenten gesinterde stenen en lisenen onder de gootlijst.
Dendrologische waarde
Uit de tijd van Gilbert stamt mogelijk de monumentale bruine beuk (Fagus sylvatica 'Atropunicea') met 476 meter stamomtrek, die zich in de noordwesthoek van het domein bevindt. De opmerkelijkste curiosa duiken echter op in de aanleg van Carleer. Uniek zijn de wingerdbladige zomerlinde (Tilia platyphyllos 'Vitifolia') halverwege de oprit, met 365 centimeter stamomtrek veruit de 'kampioen' van België voor deze in 1875 geïntroduceerde, uiterst zeldzame cultivar. Verborgen in de wildgroei rond de achterste vijver staat een eenbladige es (Fraxinus excelsior 'Diversifolia') met 388 centimeter omtrek op de tweede plaats, na een exemplaar in de Nationale Plantentuin te Meise. In de door Carleer gewilde architectuur speelde vermoedelijk het silhouet van de monumentale Oostenrijkse dennen (Pinus nigra subspecies nigra) in de noordelijke hoeken van zijn domein een structurele rol als eindpunt van een vista. Links van het kasteel staat een groep platanen (Platanus x hispanica) met stamomtrekken tot 422 centimeter en een haagbeuk (Carpinus betulus) met 253 centimeter omtrek en een voor gewone haagbeuk ongewoon lang en smal blad, die we ook bij het Kasteel van Linden aantroffen. Tot de beplantingen van Carleer behoren waarschijnlijk ook een varenbeuk (Fagus sylvatica 'Asplenifolia') met 248 centimeter stamomtrek, en de taxus (Taxus baccata) met 263 centimeter stamomtrek nabij het lindenprieel ten oosten van het kasteel.
Onder de jongere generatie aanplantingen treffen we onder meer een zomerlinde met ingesneden blad (Tilia platyphyllos 'Laciniata') aan en een zeldzame rijzige moerascipres (Taxodium ascendens) met een sculpturaal, door golfslag bloot gespoeld wortelgestel op het eilandje in de vijver ten zuiden van het kasteel. De aanplantingen achter (ten noorden van) het kasteel werden tot voor kort in belangrijke mate verdoezeld door allerlei opslag en wildgroei.
Merkwaardige bomen (Opname 4 juni 1998; vergelijk met de opnamen in het bestand 'Beltrees' onder de nrs. 8960, 8961, 8962, 8963. Het cijfer in vet geeft de stamomtrek, gemeten op 150 cm hoogte.)
Auteur: De Jaeck, Herlinde
Auteur: De Maegd, Christiane
Auteur: Deneef, Roger
Auteur: Halflants, Jacques
Auteur: Wijnant, Jo
Datum: 2002
Titel Text: Park van het Rood Kasteel
Het Rood Kasteel gezien van over de vijver. (Wijnant, Jo, 04-06-1999, ©Vlaamse Gemeenschap)
Kadasterarchief Vlaams-Brabant, Primitieve Kadastrale Legger Linden, artikel 53.
Kadasterarchief Vlaams-Brabant, Mutatieschets Linden 1870/5.
ANNE DE MOLINA J. 1960: Etat présent de la noblesse du royaume de Belgique (A-B), Bruxelles, Tradition & Vie, 63.
BAEYENS L. 1959: Bodemkaart van België: kaartblad Leuven 89W.
BAUDOIN J.C., DE SPOELBERCH Ph., VAN MEULDER J. & JACOBS R. 1992: Bomen in België. Dendrologische inventaris 1987-1992, Stichting Spoelberch-Artois i.s.m. de Belgische Dendrologische Vereniging, 357, 398.
GOOSSENS J. 1976: De Leuvense brouwer Jean-Baptiste Carleer (1803-1879), Jaarboek Geschied- en Oudheid kundige Kring voor Leuven en omgeving (deel XVI), 139-163.
KRÜSSMANN G. 1978: Handbuch der Laubgehölze (III), 422. (11) BIB., 357.
VERBIST H. 1974: Geschiedenis van Linden, het verloren dorp (2de druk), Linden, Culturele Raad, 164.
BOGAERT C. & LANCLUS K. 1991: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie Oost-Vlaanderen, Arrondissement Gent, Kantons Deinze - Nazareth, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 12N3, Brussel - Turnhout, 232-233.
Datering: derde kwart 19de eeuw, vierde kwart 19de eeuw,
Typologie: bijgebouwen, bomenrijen, hekken, hekpijlers, landhuizen, private parken, priëlen, vijvers