Identificatie en beschrijving | |
---|---|
Titel | Pastorietuin van de Sint-Martinusparochie |
Provincie | Vlaams-Brabant |
Gemeente | Meise |
Deelgemeente | Meise |
Betrokken personen | Barbier, Jules |
Functie van de auteur | Ontwerper |
Betrokken personen | Van Acker, Louis |
Functie van de auteur | Ontwerper |
Bron | Schepping: 2013-03-21 Bijwerken: 2018-10-25 URI: https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/134060 |
Locatie | Brusselsesteenweg 44 (Meise)Brusselsesteenweg |
Coördinaten | Breedte: 4.32648500405 Lengte: 50.9335462379 |
label.localisation | [50.9334545419,4.32685311611], [50.9330770697,4.32613523096], [50.9333478121,4.32578120031], [50.9334765007,4.32561292159], [50.9335117176,4.32568386137], [50.9336402732,4.32607107508], [50.9336806117,4.32619257776], [50.9338050326,4.32656733782], [50.9338533591,4.32672262487], [50.9339004835,4.32693137304], [50.9339140923,4.32699164794], [50.9339387589,4.32710091838], [50.9339569349,4.32718142681], [50.933963954,4.32721252213], [50.9339591339,4.32721885033], [50.93394491,4.32723752263], [50.9338798876,4.32732289179], [50.9338217201,4.32739924935], [50.9338143689,4.32740890084], [50.933791461,4.32743897706], [50.9337901714,4.32744067058], [50.9337823446,4.32742289321], [50.9336164248,4.32704607125], [50.9335889568,4.32698369571], [50.9335538092,4.32690387982], [50.9334945407,4.32676927673], [50.9334588538,4.32684407282], [50.9334545419,4.32685311611] |
17de-eeuwse pastorie, gemeentehuis van 1962 tot 2008, omgeven door een tuin van 55 are; sporen van een 18de-eeuwse, regelmatige lusttuin met vijver en paviljoen; tuin gedeeltelijk heraangelegd als parkeerterrein rond 1960.
De pastorie van Meise bestaat uit twee delen – twee ongeveer even grote, overlangs aan elkaar gebouwde volumes met elk een leien zadeldak en evenwijdige nokken. Het oudste gedeelte werd opgetrokken in 1647 ter vervanging van een gebouw uit 1619. Het is nog herkenbaar als een 'dubbelhuis' van twee bouwlagen en vijf traveeën in traditionele bak- en zandsteenstijl, met zandstenen plinten, speklagen, steigergaten, negblokken, kruis- en kloosterkozijnen en met een steil zadeldak tussen getrapte puntgevels. Een figuratieve kaart uit het kaartboek van de bouwheer, de abdij van Grimbergen, opgemaakt door Jan van Acoleyen in 1690, toont de pastorie nog in haar oorspronkelijke gedaante. Ze vormde het middelpunt van een langs twee zijden ommuurde tuin, die aan de westzijde (rechts op de kaart) begrensd werd door een langwerpige, rechthoekige vijver. Over het concrete uitzicht en gebruik van de tuin geeft deze kaart geen verdere details, evenmin als een kaart uit 1717 van dezelfde landmeter (zie "Figuratieve Caertbladt der resterende goederen van dese Abdye [Grimbergen], getrocken uit de prochiemetinge van Meys, geschiet den jare 1717"). De dienstvleugel met zijn L-vormige plattegrond stond los van het hoofdgebouw en vormde er een naar de straatzijde geopend binnenpleintje mee.
In 1730 werd de dienstvleugel gesloopt en werd in de bak- en zandsteenstijl van het 17de-eeuwse gebouw een tweede volume toegevoegd. De steile helling van het terrein achter de oorspronkelijke pastorie werd in de aanbouw opgevangen door een souterrain. De kruiskozijnen, die in het oudste gedeelte bewaard bleven, werden later verwijderd. De pastorie wordt in haar nieuwe gedaante afgebeeld op een niet gesigneerd, panoramisch schilderij, dat bewaard wordt in het pastoriegebouw. Het dorp wordt getoond in vogelperspectief vanuit het westen. De voorgrond wordt gevormd door een fictieve heuvel met een pittoreske bomengroep en drie norbertijnse 'witheren', twee ervan in gesprek met een voorname dame, vergezeld van een jongetje; de derde ontfermt zich over enkele toegelopen dorpsbengels. Aan de voet van de heuvel trekt een boerenkar met muzikanten en feestvierders voorbij. Op de achtergrond zien we de dorpskerk omringd door huizen, dreven en kouters; aan de horizon tekent zich de toren van de abdijkerk van Grimbergen af. Het middenplan wordt ingenomen door – van rechts naar links – het kasteel van Boechout, dat van Meise en de pastorie in zijn verdubbelde vorm (de kastelen zijn niet zichtbaar op het hier getoonde fragment).
De grotendeels ommuurde pastorietuin strekt zich uit voor en naast de pastorie. De hoofdingang tot het goed bevindt zich aan de oostzijde, pal tegenover de kerk. Van het poortje in de muur langs de kerkzijde loopt een lijnrecht, door haagjes afgezoomd pad langs de zuidgevel van de pastorie naar het westelijke uiteinde van de formele tuin. De tuin rechts (ten zuiden) van de pastorie wordt ontsloten door een centraal, door drie dwarswegen gekruist pad. Hij is verdeeld in grote rechthoekige parterres, sommige afgelijnd met buxushaagjes en versierd met in kegel gesnoeide taxusboompjes. In vergelijking met andere landelijke pastorietuinen, was die van Meise een bijzonder luxueus specimen, getuige onder meer de siervazen op de muren van de voortuin. Waar de meeste pastorietuinen 'nut en sier' verenigden, groenten en siergewassen combineerden, is hier het nutsaspect weinig opvallend, misschien omdat de schilder de opvulling van de parterres niet in detail heeft weergegeven. Het nutsgedeelte (fruit- en moestuin) was wellicht gesitueerd in het voorste gedeelte van de tuin (tussen de pastorie en het kerkplein), waar geen snoeiboompjes of haagjes worden afgebeeld. Kleurschakeringen op de muren rond die voortuin suggereren begroeiing, hoogstwaarschijnlijk leifruit. De twee bedden aansluitend bij het souterrain achter de pastorie, waarin vermoedelijk de keuken was ondergebracht, lijken eveneens als moestuin in aanmerking te komen; dit tuintje wordt van het vijvergedeelte gescheiden door een houten hek.
Het formele tuinterras met de versierde parterres strekt zich op het schilderij uit naast de pastorie, tot aan een heuveltje met een grote boom – misschien een zomereik – aan de rand van de vijver, waar de omheiningsmuur ook fungeert als keermuur. Een door hoge vierkante pilaren geflankeerde opening in de muur met aansluitend een brede stenen trap van elf treden vormt de doorgang naar het lager gelegen tuingedeelte met de vijver. De schilder laat ons in het ongewisse over dit gedeelte. Een onbestemde groenige kleur met bruine vlekken geeft de plaats aan waar de vijver zou moeten liggen. Werd het schilderij vervaardigd op het ogenblik dat de benedentuin werd heraangelegd? De muur, die dit gedeelte langs de noordzijde afbakende, werd geflankeerd door een lage aanbouw met een lessenaarsdak, wellicht een schuurtje of een varkenshok. Daarnaast bevond zich een grote inrijpoort. De omheiningsmuur eindigde in de noordwesthoek van de tuin. Langs de west- en de zuidranden worden geen muren afgebeeld. Rechts van de trap, langs de zuidrand, was er nog een derde gebouw, ditmaal met een zadeldak en een door palen gestut afdakje – mogelijk een schuurtje en/of het verblijf van de knecht of tuinman.
De Primitieve kadasterkaart, opgesteld door J.P. Bastendorff in 1821, toont de pastorie aan de noordrand van de 'pastortuin', perceel nr. 91 volgens de bijbehorende legger. Dit perceel stemt precies overeen met het formele tuinterras op het schilderij. Het grootste, achterliggende perceel (nr. 93) wordt in de Primitieve kadastrale legger omschreven als een 'lusttuin', die de vijver (nr. 96) omvat. De vijver is niet meer rechthoekig zoals op de kaart van Acoleyen, maar heeft naar het zuiden toe een boogvormige uitstulping, die grotendeels wordt opgevuld door een halfrond eilandje. Deze eigenaardige configuratie was in de 18de eeuw wellicht een getrapte spiegelboog, een geliefd motief in barokke en classicistische ontwerpen. Het vierkante bakstenen paviljoen met zijn geknikt leien tentdak aan de rand van het talud tussen de vijver (nr. 95), dat als een 'gloriette' over de vijver uitkijkt, versterkt de indruk dat het gaat om relicten van de formele, regelmatige lusttuin, die na de uitbreiding van de pastorie in 1730 werd aangelegd. De monumentale, maar zwaar mishandelde en daardoor kwijnende hulstboom (Ilex aquifolium f. heterophylla) achter de pastorie, een kampioenboom voor België, had een overblijfsel kunnen zijn van de 18de-eeuwse beplanting, maar het gaat hier om een vorm met gaafrandige bladeren, die pas op het einde van de 18de-eeuw in omloop werd gebracht.
Mogelijk lagen sommige nutsgedeelten, zoals een boomgaard, buiten de muren, want Karel Van Daelem, pastoor van 1880 tot 1920, vermeldt in de 'manuale pastoris' dat rond 1826 een groot deel van de tuin verloren ging – "al wat tusschen onzen hof en de Krogstraat ligt" en dat er niet veel meer dan een grote vijver overbleef. Op het voormelde schilderij is extra muros links van de pastorie een onbestemde leegte te zien met enkele struiken en een drietal personages met schapen. De 'Nieuwe Dreef ' (de huidige August Van Doorslaerlaan) wordt op de Primitieve kadasterkaart voor het grootste gedeelte nog in potlood aangegeven; de weg was waarschijnlijk nog niet afgewerkt, toen Bastendorff in 1821 zijn kaart voltooide. Aan de overzijde ervan lag inderdaad een vijver (perceel nr. 78), maar geen van de percelen ten noorden van de huidige pastorie hoorde bij het pastoorsgoed.
Toen pastoor Van Daelem in 1880 zijn ambt opnam, werd hij benaderd door een "vermaard architect van tuinen en parken", een zekere Louis Van Acker (ons verder onbekend), met het voorstel om de pastorietuin onder handen te nemen. De werken – inclusief de bouw van serres – namen drie maanden in beslag en kostten 2500 frank. Het resultaat wordt getoond op een ansichtkaart van rond 1910, een foto met de vijver op de voorgrond. Links in beeld zien we, tegen de omheiningsmuur aan, het schuurtje van het 18de-eeuwse schilderij, maar nu met een zadeldak en geflankeerd door twee halve serres. De keermuren en de scherpe hoeken van de 18de-eeuwse aanleg zijn omgewerkt tot zachte glooiingen. De silhouetten van de boompjes rechts in beeld doen aan fruitbomen denken. De hoge, zuilvormige boom vlakbij de pastorie is waarschijnlijk de voormelde hulstboom; de meer piramidale boom dichter bij de vijver – mogelijk een taxus – is verdwenen. Beide bomen dateren uiteraard van vóór de heraanleg. Dat de ontwerper sterk beïnvloed was door de 'landschappelijke' modellen van de late 19de eeuw, blijkt ook uit het ovaal of rond perk met struiken op de bult links in beeld.
In 1902 werd de pastorie grondig gerestaureerd door architect Valère Dumortier. Van de historiserende aanpak getuigde een door een trapgeveltje omlijst rondboogdeurtje in de muur langs het dorpsplein, die met de helft werd verlengd en bekroond met een smeedijzeren hek tussen vierkante stenen pilaren op een plint van grotendeels witte zandsteen. De voortuin werd in de lijn van de traditie voorzien van een padenkruis met een centrale rotonde; links daarvan lag een kleine boomgaard. Het lage gedeelte rond de vijver behield zijn functie van siertuin en de 3 m hoge, bakstenen omheiningsmuur langs de August Van Doorslaerlaan bleef behouden. Deze aanlegcampagne heeft geen sporen nagelaten in de huidige beplantingen.
In 1962, toen de pastorie in dienst werd genomen als gemeentehuis (tot 2008), was de voortuin al gevoelig ingekrompen; de muur met het hekwerk van Dumortier was net voordien gesloopt en vervangen door een lage zandstenen muur dichter bij de pastorie. Het kruispad bleef in verkleinde vorm bewaard, nu met het borstbeeld van een plaatselijke notabele in de rotonde. De rest van de voortuin werd omgevormd tot een parkeerterrein, dat mettertijd zijn tentakels ook tot achter de pastorie uitstrekte in de vorm van een verharde, met geel geverfde lantaarnpalen afgebakende weg. De lusttuin rond de vijver evolueerde tot een klein natuurreservaat, in het voorjaar overwoekerd door daslook (Allium ursinum). Twee linden (Tilia x europaea), een hemelboom (Ailanthus altissima), twee treurwilgen (Salix alba 'Tristis') en een magnolia (Magnolia x soulangeana) dateren uit de tijd van de overname.
Auteur: De Cuyper, Jef
Auteur: Deneef, Roger
Auteur: Heyvaert, Jef
Auteur: Wijnant, Jo
Datum: 2011
Titel Text: Restant van de 17de-eeuwse pastorietuin van de Sint-Martinuskerk
Paviljoen bij pastorie Sint-Martinus (Deneef, Roger, 18-03-2009, ©Vlaamse Gemeenschap)
Monumentale hulstboom tussen pastorie Sint-Martinus en lusttuin (Deneef, Roger, 22-05-2008, ©Vlaamse Gemeenschap)
Kadaster Vlaams-Brabant, Oudste kadastrale legger 212 Meise, art. 280 nrs. 49-54, op naam van de gemeente Meise.
BAUDOUIN J.C., DE SPOELBERCH Ph. & VAN MEULDER J., Bomen in België. Dendrologische inventaris 1987-1992, Stichting Spoelberch Artois i.s.m. de Belgische Dendrologische Vereniging, 1992.
DE CUYPER J., Meise. Onder de toren van Sint-Martinus, Sint-Niklaas, Het Streekboek, 2001.
DE CUYPER J., Register Meises erfgoed nr. 14 Pastorij, in Blog Seniorennet, Erfgoed Meise, laatst geraadpleegd op 29 maart 2013.
DE MAEGD C., Bouwen door de Eeuwen heen – arrondissement Halle-Vilvoorde, Gent, Snoeck-Ducaju, 1977, p. 783.
HEYVAERT J., Meise, van oorsprong tot 1940, Cultuurraad Meise, 2005, p. 132.
VAN HEMELDONCK L., De pastorij van St.-Martinus Meise, in Berla, 1983 nr. 1, p. 4-7.
VERBOUWE A., Iconografie van Vlaams-Brabant (IV), Kanton Wolvertem, Brussel, Geschied- en Oudheidkundig Genootschap van Vlaams-Brabant, 1942.
WAGENAAR W.P. (red.), Caertboeck van de abdij van Grimbergen (II), Abdij van Grimbergen, 1999, kaart 23.